Het demissionaire kabinet had voor 2025 gepland staan om (bijna) gratis kinderopvang voor alle werkende ouders in te voeren. Een onderdeel van deze hervorming was de afschaffing van het urenplafond in 2023. Dit plafond, dat in 2012 was ingevoerd, beperkte het aantal gesubsidieerde uren kinderopvang tot een bepaald percentage van de gewerkte uren van de minst werkende ouder. Uit onderzoek blijkt dat de invoering van het urenplafond in 2012 de kinderopvang minder toegankelijk heeft gemaakt en hiermee de genderongelijkheid is vergroot. Ook nam de arbeidsparticipatie van moeders met tien procent af en heeft de invoering van het urenplafond ruw geschat 2500 banen gekost, bijna alleen maar onder moeders.

Het onderzoek

Om de effecten van het urenplafond te onderzoeken, richtte het onderzoek zich op ouders met een gezamenlijk inkomen van maximaal 90.000 euro. in de periode van 2012–2013 waren er namelijk ook wijzigingen in het subsidietarief doorgevoerd, die vooral de hogere-inkomensgroepen raakten. In het onderzoek werd er gekeken naar de impact van de invoering van het urenplafond in 2012 en hoe gezinnen reageerden op een situatie waarin kinderopvang minder toegankelijk werd. Om te bepalen welke ouders door het urenplafond werden beïnvloed, gebruikte het onderzoek het aantal uren kinderopvang van oudere broers en zussen als voorspeller voor het aantal uren kinderopvang van jongere broers en zussen. Het uitgangspunt was dat ouders die voor een eerder kind een bepaald aantal kinderopvanguren gebruikten, waarschijnlijk een vergelijkbaar aantal uren voor een volgend kind zouden willen gebruiken.

Vooral impact op moeders

Het onderzoek onthulde dat gezinnen waarvoor het urenplafond bindend was, een 11,6% lagere kans hadden dat beide ouders werkten, als gevolg van de invoering in 2012. Moeders waren vooral degenen die minder gingen werken. Bij ongeveer 10% van deze gezinnen stopten de moeders helemaal met betaald werk.

De invoering van het urenplafond bespaarde de overheid naar schatting zo’n 85 miljoen euro. Hoewel het urenplafond dus het gebruik van kinderopvangtoeslag verminderde, zorgde dit ook voor een jaarlijks verlies van ongeveer 2.500 banen voor moeders. Elke 34.000 euro aan besparingen voor de overheid heeft geleid tot één baan minder voor moeders. Dit leidde tot meer genderongelijkheid en beïnvloedde met name kinderen van ouders met een lagere sociaal-economische positie, wat gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling.

(Gratis) kinderopvang als instrument voor gendergelijkheid?

Het onderzoek laat ons dus zien dat als de kinderopvang minder toegankelijk wordt, de arbeidsparticipatie onder moeders daalt en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen hiermee toeneemt. Dat is zorgwekkend, vooral omdat we nu al weten dat de kinderopvang te maken heeft met enorme personeelstekorten en lange wachtlijsten. Tegelijkertijd is er dus ook goed nieuws. Nu het urenplafond in 2023 weer is losgelaten, betekent dat er waarschijnlijk meer vrouwen aan het werk gaan, waardoor de genderongelijkheid iets afneemt.

Met de verkiezingen in aantocht is het daarom belangrijk om te kijken naar wat de partijen meenemen in hun verkiezingsprogramma’s betreft gendergelijkheid, de kinderopvang en het toeslagenstelsel.

 

Bron: ESB

Reacties gesloten.